Het was weer even geleden, maar kijk, daar werd opnieuw een politicus gevonden die nog eens op de gekende, aftandse nagel mag slaan: volgens Jean-Jacques De Gucht (in De Standaard van 24 mei jl.) blijft het collectief beheer van rechten in dit land in gebreke. De beheersmaatschappijen kampen volgens hem met een achterstand, in zoverre dat een kwart van de rechten niet tijdig bij de artiesten geraakt.
Dat er bij alle beheersmaatschappijen samen een tegoed van vele honderden miljoenen uitstaat, klopt. Het tegendeel zou pas moeten verontrusten, want dat zou betekenen dat er wordt uitgekeerd maar niet geïnd. Om maar te zeggen: terwijl in gelijk welk gegeven jaar gelden effectief in verdeling worden gesteld en aan rechthebbenden overgemaakt, wordt in diezelfde periode uiteraard ook geïnd bij de betalingsplichtige gebruikers van artistieke content. Dat maakt dat er continu op ieder moment bij de beheersmaatschappijen een aanzienlijke, maar verschuivende geldstroom in kas is. De hoogte ervan fluctueert in verhouding tot de ratio tussen inningen en uitbetalingen, maar ook naargelang conjunctuurverloop, de mate van het gebruik van beschermde artistieke uitingen en de omvang en het succes van het culturele aanbod in een bepaald jaar. Allemaal wezenskenmerken van het collectief beheer, maar de heer De Gucht gaat er vrolijk aan voorbij en doet het klinken alsof de beheersmaatschappijen het geld louter oppotten.
Evenzeer cruciaal om aan te stippen is het feit dat de 524 miljoen waarvan sprake, niet alleen geld voor artiesten betreft. Ruwweg de helft zijn rechten voor uitgevers, platenproducenten en audiovisuele producenten, geïnd via hun geëigende beheersorganisaties. Hoe dan ook zijn alle beheersorganisaties in dit land onderworpen aan een zeer strenge controle door de wetgever. Dat was als zo sinds de auteurswet van 1994, maar de controle werd nog aangescherpt door wetswijzigingen in 2009 en 2014. De Europese Richtlijn waar de heer De Gucht naar verwijst mag dan nog niet geïmplementeerd zijn in het Belgische recht, feit is dat de eisen die de wet in eigen land voorheen al stelde aan het inlandse collectieve beheer, een heel stuk verder gaan en gingen dan de geharmoniseerde onderdrempel van de Richtlijn. En waar er toch nog discrepanties waren (zoals bijv. inzake uiterste betalingsdata), hebben beheersmaatschappijen zoals PlayRight en SABAM ondertussen reeds aanpassingen aan hun statuten en interne reglementen doorgevoerd die op de implementatie vooruitlopen.
Dat de heer De Gucht opkomt voor artiesten die het hoofd niet boven water kunnen houden, lijkt hem te sieren. Maar ook hier mist hij de essentie: beheersmaatschappijen zijn meestal coöperatieve vennootschappen, waarin elke vennoot-rechthebbende een aandeel heeft. Zij beheren dus zelf hun beheersmaatschappijen, benoemen de bestuurders ervan en kunnen zich op algemene vergaderingen over het reilen en zeilen van hun vennootschap uitspreken. Dat door de rechthebbenden zelf gecontroleerde systeem van collectief beheer zorgt ervoor dat duizenden artiesten in dit land op gestadige basis, pro rata hun succes, van mooie inkomsten genieten. Alvast minstens drie vierden daarvan komt, volgens de heer De Gucht zelf, ook tijdig bij de bestemmelingen aan. Over het andere kwart valt alleszins veel genuanceerder te oordelen dan de senator op grond van zijn prima facie-kennis van de materie doet.
Tegenover de terechte verwachtingen van de buitenwacht, mag het collectief beheer immers ook zin voor realisme inroepen: de jaarlijkse inning van vergoedingen bij duizenden betalingsplichtigen, de minutieuze verdeling op grond van tienduizenden item-referenties in speellijsten van radio’s en televisie (die door de betalingsplichtigen lang niet altijd tijdig en in verwerkbaar formaat worden aangeleverd) en hitlijsten, het inwinnen van de informatie en aangiftes van de duizenden rechthebbenden zelf (in binnen- en buitenland) en de zo gezwind mogelijke verdeling op transparante manier, terwijl de kosten de wettelijke drempel van 15% niet mogen overschrijden… het is niet niks. Ook die context lijkt ons te ontbreken in het betoog van De Gucht. En mochten er artiesten zijn met twijfels over de werking van hun beheersvennootschap, dan volstaat het dat ze zich daar rechtstreeks toe richten om alle tekst en uitleg te krijgen die ze verlangen. Het gaat hier niet om occulte gezelschappen, maar om organisaties die bereikbaar zijn voor hun leden en niet aflaten deze over de inning en uitbetaling van hun rechten te informeren.
Over werkingssnelheid tenslotte nog dit: de heer De Gucht baseert zich voor zijn vaststellingen op het jaarverslag van de Controledienst van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten over 2014, waarin de cijfers over de werking van de beheersvennootschappen in 2013 worden weergegeven. De autoriteit die ons moet controleren geeft in deze dus niet echt het goede voorbeeld qua haast en spoed, maar alla. Punt is dat voor PlayRight eerstdaags in haar eigen jaarverslag de cijfers over het boekjaar 2015 zullen verschijnen, waaruit onder andere blijkt dat sinds 2013 ongeveer 70 miljoen euro werd uitgekeerd. De achterstallen die er nog waren, zijn daarmee nagenoeg volledig weggewerkt. Wij nodigen de heer De Gucht bij deze dan ook graag uit voor een toelichting van de cijfers die er waarlijk toe doen – namelijk deze van vandaag. Op die manier krijgt hij hopelijk een beter zicht op de complexiteiten en nuances van het collectief beheer, en helpt hij ons in de toekomst om die ook op correcte en bevattelijke wijze aan de publieke opinie over te brengen. Wij danken hem nu al bij voorbaat.