Hervorming van het auteursrecht en het internet door Europa: see what’s next?

20 januari 2017

De verschuiving van een markt van fysieke dragers naar een digitale markt is een feit voor wat betreft de muziek- en audiovisuele sector. De naburige rechten, die uitvoerende kunstenaars verbinden met de inkomsten die voortkomen uit de exploitatie van hun prestaties, zijn echter niet mee verschoven. Het voorstel tot hervorming van de Europese Commissie pretendeert wel dat muzikanten en acteurs een betere bescherming wordt geboden, de werkelijke upload van hun naburige rechten blijft zoek. 

Van een beetje theorie…

De principes van de naburige rechten die van toepassing zijn in de fysieke wereld zijn in theorie ook van toepassing in de digitale wereld. Wanneer men online muziek of films wil aanbieden, dan moet men net zoals in de fysieke wereld rekening houden met de naburige rechten van de uitvoerende kunstenaar. Elke vorm van exploitatie heeft immers diens expliciete toestemming nodig.

In theorie ontvangt een performer ook binnen de online omgeving een dubbele vergoeding. Een eerste vergoeding voor het leveren van de prestatie die wordt opgenomen. Een tweede vergoeding die in verhouding staat tot de effectieve exploitatie. De vergoeding die betaald wordt om prestaties online te exploiteren, dekt in theorie immers ook het verkrijgen van de toestemming van de uitvoerende kunstenaar.

…naar de praktijk

In de praktijk komt de vergoeding die wordt betaald voor het genieten van muziek of film via een online platform maar in beperkte mate terecht bij de vele uitvoerende kunstenaars wiens prestaties vervat zitten in wat deze platformen aanbieden. De reden hiervoor is dat uitvoerende kunstenaars het recht om deze vorm van exploitatie toe te staan maar al te gemakkelijk uit handen geven.

Muzikanten en acteurs staan bij het ondertekenen van een overeenkomst met een producent deze rechten integraal af en dat in ruil voor een schamele vergoeding. Lump sum vergoedingen zijn helaas nog steeds schering en inslag binnen de entertainment sector. De vergoeding op basis van een royalty is slechts voor een minderheid van de uitvoerende kunstenaars een realiteit. En zelfs voor hen is het op dat moment goed opletten. Het merendeel van de producenten hanteert nog steeds contracten die de online-exploitatie beschouwen als ondergeschikt aan de fysieke exploitatie en geen aangepaste berekeningen voorzien.

Het huidige wettelijke kader biedt geen enkele bescherming voor uitvoerende kunstenaars om deze praktijk om te buigen en te streven naar een fair internet. Bij het uitwerken van de eerste richtlijnen inzake auteursrechten en naburige rechten, had de Europese wetgever nog oog voor de zwakke onderhandelingspositie van uitvoerende kunstenaars. Dit resulteerde in het toekennen van vergoedingsrechten zoals het recht op billijke vergoeding voor de openbare mededeling aan het publiek of het recht op vergoeding bij verhuur of uitlening. Bij het toekennen van het recht op beschikbaarstelling (de juridische basis voor online-exploitaties) werd er onterecht vanuit gegaan dat de uitvoerende kunstenaar met dit sterke exclusieve recht automatisch ook een sterke onderhandelingspositie verkreeg. De realiteit heeft het tegendeel bewezen.

Ook via het collectief beheer heeft de uitvoerende kunstenaar geen toegang tot de inkomsten uit online-exploitaties. Het recht op beschikbaarstelling is een volledig exclusief recht waar de Europese wetgever geen enkel vergoedingsrecht aan heeft gekoppeld. En dat zou moeten veranderen. Het principe van een niet overdraagbare billijke vergoeding moet gekoppeld worden aan de exploitaties door online platformen.

Op dit moment delen bedrijven als Google, Spotify, Deezer of Netflix een deel van hun inkomsten, uit reclame en uit abonnementen, met de partij die het recht op beschikbaarstelling centraliseert: de producenten. Ook al lijkt het erop dat ze dit deel naar eigen goeddunken bepalen, hanteren deze platformen hierbij een logica die duidelijk geïnspireerd is op de verdelingsregels van collectieve beheersvennootschappen. De inkomsten uit een bepaald referentiejaar worden gespiegeld aan het totaal aantal plays op het platform om vervolgens de waarde van één specifieke play te berekenen per individuele titel. Omdat alle waarden binnen deze berekening voor ieder refentiejaar verschillen, is het niet mogelijk om een vaste waarde aan één specifieke stream toe te kennen.

Het is de rol van de individuele producenten om deze variërende inkomst te delen met hun muzikanten en acteurs. Maar, zoals hierboven aangehaald, berust op hen geen enkele wettelijke verplichting om dit op te nemen in de overeenkomst die hun relatie met de uitvoerende kunstenaar en diens rechten bepaalt. Het gebeurt dan ook onvoldoende.

Die realiteit wordt erkend door de Europese Commissie. De oplossing die ze voorstelt, bewijst echter dat de Commissie in een andere realiteit vertoeft. Het voorstel tot hervorming kent aan uitvoerende kunstenaars een recht op transparantie toe. Ook al is het niet duidelijk hoe meer transparantie muzikanten en acteurs een sterkere onderhandelingspositie zou geven, er dient direct opgemerkt te worden dat dit recht niet kan worden ingeroepen door alle uitvoerende kunstenaars. Het recht is voorbehouden aan die acteurs en muzikanten die door de producentvan betekenis’ worden geacht. Hierdoor zal dit recht in de praktijk beperkt blijven tot de minderheid van acteurs en muzikanten die over een overeenkomst beschikken. En zelfs voor hen is het geen zekerheid, want de Commissie voegt toe dat de verplichting vervalt indien het een te grote administratieve last met zich mee zou brengen.

En dat producenten deze burden-button vaak zullen indrukken, is meer dan waarschijnlijk. De informatie die wordt aangeleverd door de online platformen is niet makkelijk te herleiden tot een leesbaar A4tje. Het gaat hier over grote data-bestanden en producenten beschikken veelal niet over de manschappen en middelen om dergelijke big data te verteren, niet voor zichzelf en al zeker niet voor derden.

Net daarom is het schokkend dat de Europese Commissie geen deel van de oplossing bij het collectief beheer legt. De Europese beheersvennootschappen hebben de laatste jaren enorme investeringen gedaan in het digitaliseren van hun activiteiten en zijn het best geplaatst om grote databestanden te vertalen naar individuele dossiers. Met een richtlijn uit 2014 heeft de Europese Commissie deze organisaties bovendien bijzonder hoge transparantienormen opgelegd. Als beheersvennootschap kan je nooit een administrative burden-button indrukken. Administrative burden is de business. En deze business moeten ze op een gelijke wijze aanbieden aan alle uitvoerende kunstenaars, van grote én van kleine betekenis.

Maar met informatie koop je geen brood. Samen met FIA, FIM en IAO dringt de koepel van Europese beheersvennootschappen AEPO-ARTIS aan op een herziening van de Europese wetgeving die moet toezien op een reëel inkomen voor artiesten. De Europese Commissie moet de logica van haar eigen richtlijnen respecteren en uitvoerende kunstenaars een recht op billijke vergoeding toekennen voor de exploitatie van hun prestaties door online platformen. Een upload van dat principe naar de online omgeving is de beste optie voor een fair internet voor alle speler.

En wanneer voor de uitoefening van dit recht het collectief beheer wordt verplicht, dan is het een win-win-win situatie. Producenten worden verlost van hun administratieve last. Muzikanten en acteurs kunnen rekenen op een correcte vergoeding. En de online platformen? Die kunnen rekenen op zeer transparante partners die de hen aangeleverde informatie op een correcte manier kunnen doorgeven aan de individuele muzikant of acteur.

Gerelateerde items





sluiten

Inloggen Lid worden