Drie jaar na de release van de fenomenale film Keeper, is de Frans-Belgische regisseur, Guillaume Senez, terug met een nieuwe speelfilm, Our Battles. Hoewel de auteurscinema zijn eigen publiek heeft, houdt de regisseur zich niet in om zijn mening te uiten over het gebrek aan financiering en een niet-bestaand Belgische star system, wat acteurs en regisseurs niet ten goede komt.
Hoe ga je te werk bij het schrijven en kiezen van je personages of acteurs?
Ik schrijf niet voor specifieke acteurs, maar ik beslis dit achteraf, wanneer het schrijfproces achter de rug is. Ik werk samen met twee casting directors: één in Frankrijk en één in België. Zelfs als we alle financieringsmiddelen voor een film krijgen in België, is er nog steeds te weinig budget om op een comfortabele manier een film te maken, en iedereen die aan de film heeft meegewerkt correct en volgens wettelijke maatstaven te vergoeden. We zijn dus wel verplicht om te coproduceren.
Waar heeft u dan financiering gevonden?
Frans-Belg zijnde, heb ik me logischerwijs tot Frankrijk gericht voor Our Battles. Maar dat is een probleem als je een 100% Belgische cast wil. Voor mijn laatste speelfilm was het de bedoeling om alles te filmen in de regio Brussel. Ik had dus een twintigtal Belgische acteurs in gedachten, maar wegens een gebrek aan (financiële) steun uit die regio, hebben we alle filmopnames moeten laten doorgaan in Frankrijk. De Belgische acteurs haakten bijgevolg af. Dat is de realiteit van vandaag. Belgische regisseurs die bereid zijn om samen te werken met Belgische acteurs worden daar niet altijd in gesteund door de politieke instanties. Als regisseur is het dan een logische beslissing om een film op te nemen daar waar we wél financiële steun krijgen.
Dat is jammer, want er is heel wat talent in België. Bovendien ben ik bezig aan een kortfilm die deel zal uitmaken van vijf kortfilms die jonge, Belgische acteurs zullen promoten. De regisseurs zijn al bekend: Géraldine Doignon, Ann Sirot & Raphaël Balboni, Pablo Munoz Gomez, Laura Petrone & Guillaume Kerbusch, en ikzelf.
U gelooft dus niet in “Belgisch is het nieuwe cool”?
Natuurlijk geloof ik daar wel in! Maar het is een realiteit in de hele wereld, BEHALVE in België. Er bestaat geen star system in Franstalig België: een Franstalige Belgische acteur moet in Frankrijk als het ware tot ridder geslagen worden vooraleer hij in België wordt erkend. Er is een soort van Belgische anti-fierheid, die ons wel tot eer strekt, maar die ons tegelijkertijd op algemeen cultureel niveau sterk hindert, niet enkel op het niveau van film en cinema. Bovendien vermindert deze nederigheid onze zichtbaarheid enorm. Veel Belgische acteurs die in het vakgebied bekend zijn en erkend worden, zijn immers niet bekend bij het grote publiek. Daarom wilde de sector series creëren die worden ondersteund door onze publieke zenders, zoals La Trêve of Ennemi public. Dat is ook de reden waarom we de Margritte (filmprijs) hebben opgericht. Dit is duidelijk een vorm van zelf-erkenning die misschien verontrustend lijkt, terwijl die wel degelijk bestaat in ALLE andere landen. En het enige land ter wereld waarin de media spugen op die erkenning, is in België. Er is maar weinig goodwill vanuit onze media tegenover waar wij mee bezig zijn.
Was het gemakkelijker voor u om financiering te vinden voor uw projecten sinds de release van Keeper in 2016?
Nee, niet echt. Een auteursfilm maken blijft per definitie altijd moeilijk en zal altijd moeilijk te financieren blijven. Voor iedereen.
Zijn de acteurs waarmee u samenwerkt, volgens u, voldoende op de hoogte van hun rechten?
Ik denk dat er veel acteurs zijn die niet weten wat naburige rechten eigenlijk zijn. Over het algemeen heb ik de indruk dat de opleiding in de Belgische scholen niet goed genoeg is. Theater staat centraal in de opleiding van de toekomstige jonge acteurs, maar zij worden niet genoeg voorbereid op audiovisuele beroepen. Samen met een vriendin en actrice, Catherine Salée, geef ik vaak workshops aan studenten en jonge professionals die net van de schoolbanken komen. Dat is heel vaak een publiek die amper de mogelijkheid heeft gehad om voor een camera te acteren. Studenten hebben te weinig lessen waarbij ze voor de camera staan, noch nasynchronisatie-lessen, noch cursussen over de administratieve rompslomp van hun toekomstige beroep. Ze krijgen amper informatie over mogelijke werkloosheid, het statuut van artiesten, naburige rechten, etc. Deze jonge acteurs weten al te vaak niet hoe ze overkomen op beeld, en ze krijgen stress om voor een camera te staan. Kortom, ze worden maar weinig voorbereid op hoe het beroep van acteur er in werkelijkheid uitziet.
Voor wie zijn die workshops waarover je praat bedoeld?
Het zijn workshops georganiseerd door Brussels Cine Studio, geleid door Guillaume Kerbusch, en ze zijn hoofdzakelijk bedoeld voor jonge acteurs, net afgestudeerden, die zich geen beeld kunnen vormen van zichzelf en niet weten hoe ze voor een camera moeten staan. We hebben ook vaak acteurs die vooral actief zijn in theater, en zich wat ontredderd voelen wanneer ze worden gefilmd. Het idee hier is om de camera als het ware te temmen. In het voorjaar van 2019 zullen we een nieuwe, innovatieve workshop organiseren met vijf regisseurs en tien acteurs. Tijdens de voorbije workshops hebben Catherine Salée en ik beseft dat er een grote vraag is van jonge regisseurs die ook dergelijke cursussen willen volgen en die willen filmen. Daarom zullen we een driedelige aanpak voorstellen, waarbij twee acteurs een dag zullen samenwerken met een regisseur, en elke dag zullen de trio’s veranderen. Op die manier willen we een soort van ontmoeting creëren waarbij de jongeren filmen, experimenteren, op zoek gaan… Bovendien leren de regisseurs er met acteurs te werken, want vaak weten ze niet hoe ze met hen moeten omgaan en hebben ze vaak schrik. Hetzelfde geldt voor acteurs. Behalve experimenteren voor de camera, is ook de manier van omgaan met elkaar dus enorm belangrijk.
In een interview met de krant Le Soir zegt u dat u het artiestenstatuut heeft moeten opgeven voor een zelfstandig statuut. Waarom was dat?
Enkele jaren geleden begon de regering een ware heksenjacht op werklozen en, bijgevolg, op het artiestenstatuut. Sinds 2014 levert een koninklijk besluit betreffende de cumulatie van auteursrechten en het artiestenstatuut ons veel problemen op. Tegenwoordig zijn veel regisseurs verplicht om zelfstandig te worden, aangezien het RVA hen vraagt hun artiestenstatuut terug te betalen vanaf het moment waarop ze te veel auteursrechten hebben ontvangen. Er is echter een enorme kloof tussen de auteursrechten die een regisseur verzamelt en wat hij moet verdienen als zelfstandige op jaarbasis. Om zelfstandig te zijn, is er jaarlijks een bepaald minimum nodig om het hoofd boven water te kunnen houden, maar tussen dit minimum en de limiet die werd opgelegd door de cumulatie van rechten, is er een no man’s land waarin de overgrote meerderheid van Belgische regisseurs en artiesten zich bevinden. Op dit moment zijn we bijna allemaal verplicht om zelfstandig te worden. En op een gegeven moment zullen al deze regisseurs films moeten maken om niet failliet te gaan, wat volledig in tegenspraak is met de hele essentie van kunstenaar zijn, namelijk kunst maken omdat we nood en zin hebben om iets te creëren. Maar nu worden we in een positie geplaatst die ons bijna verplicht om films te maken voor de verkeerde redenen, namelijk om te kunnen overleven. Dat betekent dat we elke twee à drie jaar een nieuwe speelfilm moeten opnemen. Maar wie gaat dit financieren? Het Centre du Cinéma van de Federatie Wallonië-Brussel heeft al te veel projecten. Om nog maar te zwijgen over het gevaar dat films steeds meer op een consensuele en conventionele wijze worden gemaakt om aan de commerciële criteria te voldoen. Dat is hoe creativiteit en de auteurscinema de das worden omgedaan.
Wat doet u zelf om hiertegen te vechten?
Ik ben bestuurder bij ARRF (Vereniging van Franstalige Regisseurs in België), en een van de dingen waar we momenteel mee bezig zijn is het sensibiliseren van de politieke instanties om veranderingen in gang te zetten. Vandaag de dag is kunstenaar zijn een dagelijkse strijd. Dus ik strijd mijn oorlog.
Welk advies zou je geven aan de jonge generatie acteurs?
Volhouden, net zoals de regisseurs. Er zijn er velen die zich geroepen voelen en maar weinigen die uitverkoren zijn. Het is jammer dat ik het moet zeggen maar vaak is het niet talent dat telt, maar vastberadenheid. Degenen die erin slagen bekendheid te verwerven, zijn zij die dat het meest willen, zij die rake klappen kunnen opvangen en altijd blijven doorgaan, ondanks tegenslagen. We moeten er dus in blijven geloven. Het is een beroep waarbij we volledig afhangen van wat anderen willen, en eigenlijk moeten we proberen zélf dat verlangen te creëren. Als je acteur bent en je wordt niet opgebeld, moet je ZELF iets doen: je eigen bedrijf oprichten, een show op poten zetten, etc. Als je niet wordt gekozen voor een film, schrijf dan zelf je eigen film en creëer je eigen rol. Krijg je geen rol in het theater, maak je eigen theaterstuk. Ik snap wel dat dit niet in de aard ligt van iedereen, maar het is een advies dat ik zou geven. Werk brengt werk met zich mee, en we moeten erin blijven geloven, vastberaden zijn, en onze dromen realiseren.